Dhr. H.C. HillebrandsOp vrijdag 24 december 1920 vergadert de Vereeniging “buurtschap Nietap” ten Huize van Harke Kuipers te Nietap. Dit is in café “Het Bonte Paard”. Er zijn 11 leden aanwezig. Zoals elk jaar staat de besteding van de rente van het legaat van f 2000,- van J.P. Santee op de agenda. De rente zal jaarlijks zo’n f 100,- zijn geweest. Van dit bedrag moeten de kosten van de straatverlichting in Nietap worden betaald. Van wat er overblijft krijgen “de armen” baggel en enige kruidenierswaren. Omdat de gemeente steeds meer van de kosten van de straatverlichting overneemt is er een nieuwe situatie ontstaan.
Dhr. Mr. J. PelMen besluit, op voorstel van de penningmeester dhr. H.C. Hillebrands om aan dhr. Mr. J. Pel te Biggekerke te vragen of het toegestaan is om het geld ook anders in het belang van de Buurtschap te gebruiken. Hillebrands neemt op zich om dit middels een brief aan dhr. Pel te vragen. Na de vergadering verdeelt het deels nieuwe bestuur de functies. W. Posthuma (voorzitter), H.C. Hillebrands (secr./penningm.), L. Hillebrands, W. Nonkes en T. Eringa (leden). De eerste vier personen zullen ook een rol krijgen in het bestuur van de toekomstige Vereniging tot bevordering van Natuurschoon Nietap. Dit is min of meer de werknaam voor een gedachte vereniging.
Ongetwijfeld zullen ook de heren H. Heersema, K.J. Venema en R. van Til aanwezig zijn geweest. Dhr. Venema zal zorgen voor de verkoop van overbodige lantaarnpalen en van Til komt in de nieuwbenoemde kascommissie.
Brief van Mr. J. Pel te BiggekerkeDhr. H.C. Hillebrands gaat voortvarend te werk. Hij schrijft op 21 januari 1921 een brief met het genoemde verzoek aan Mr. J. Pel te Biggekerke. Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Op 31 januari 1921 schrijft Pel aan Hillebrands: “In antwoord op uw schrijven van 21 januari 1921 heb ik de eer U mede te delen dat ik mijnerzijds geen bezwaar heb tegen inwilliging van uw verzoek om de gelden door den Heer J.P.Santee aan de Buurtschap Nietap vermaakt, in plaats van op de spaarbank op het Grootboek te beleggen en om de rente voor zooverre niet nodig voor verlichting op andere wijze, in het belang der Buurtschap te mogen besteden, hetzij ter bevordering voor natuurschoon als anderszins.”