Het licht vlaagt over 't land in stoten
wekkend het kort en straf geflonker
der blauwe wind-gefronste sloten;
het gras gloeit op, dooft uit, is donker.
Twee lammeren naast een stijf grauw schaap
staan wit, bedrukt van jeugd in 't gras...
Ik had vergeten hoe het was
en dat de lente niet stil bloeien,
zacht dromen is, maar hevig groeien,
schoon en hartstochtelijk beginnen,
opspringen uit een diepe slaap,
wegdansen zonder te bezinnen.

M. Vasalis
In: Parken en woestijnen, 1940.

Toen Vasalis in de Zulthe bij Roden kwam wonen, had ze dit gedicht al gemaakt. Zij zal net als wij ieder voorjaar hebben genoten van de ontluikende natuur in haar directe omgeving en het Natuurschoon richting Nietap. Het uitbotten van de bomen, het bloeien van de heesters en planten, het witte tapijt van de bosanemonen. De wind door de toppen van de bomen. Het concert iedere morgen van de vogels met de timmerende spechten op het dorre hout. Het is hier goddelijk mooi zei iemand. Dat wordt dit voorjaar nog eens extra onderstreept door de onthaaste mensen, die genieten van deze natuur en elkaar meer dan voldoende ruimte geven bij het passeren.

Remmelt Booij,
April 2020.