Een Pingo ontstaat doordat een grote ijslens smelt en een krater-achtig meertje achter laat.Een Pingo ontstaat doordat een grote ijslens smelt en een krater-achtig meertje achter laat.In het vakblad Natuur, Bos en Landschap is een aardig artikel verschenen over pingo's in Drenthe. Mogelijk zijn er wel 2500 pingo's in Drenthe en omgeving, waarvan ons Vagevuur er één is. In het artikel wordt over het ontstaan van de Pingo's geschreven, maar ook over de archeologische en cultuurhistorische waarde van deze landschapselementen.

Ontstaan van een pingo

  1. In de ijstijd is kwelwater, water dat vanuit de ondergrond naar boven komt, onder de stijfbevroren bovengrond (permafrost) bevroren tot een grote ijsklomp die steeds groter werd en de bovenste laag omhoog duwde.
  2. Later, toen het klimaat milder werd, smolt het ijs en gleed de bovenliggende grond rondom, een soort ringwal achterlatend.
  3. In het midden bleef een waterplas, waarin in de loop der tijden van alles bezonk. In een volgende fase groeide er veenmos in, waardoor een laag veen ontstond.

Het Vagevuur

Het veen in het Vagevuur werd in de Middeleeuwen door de monniken van Aduard afgegraven. Deze monniken woonden in hun Uithof op Terheijl. Ook de burgers pikten natuurlijk een turfje mee. Los van de aangroei van veen kwam er in de loop der eeuwen allerlei materiaal in het ven terecht. Op de randen groeiden allerlei struiken en bomen die het proces versnelden. Zo zijn er in de loop der tijd verschillende fases van verlanding geweest. In 2000 is het Vagevuur voor het laatst schoon gebaggerd. Hierbij is hout van stobben boven gekomen, dat bij C14 - datering 8000 jaar oud bleek te zijn. Er zitten nog steeds stobben in het Vagevuur. De stobben zijn waarschijnlijk geconserveerd door het eroverheen groeiende veen.

Beheer van het Vagevuur 

Informatie over de pingoruïnes als in bovengenoemde vakblad geven ons waardevolle informatie over het beheer van het Vagevuur: "Het beheer van pingo’s levert vaak andere dilemma’s en beheervraagstukken op dan bij ‘gewone’ watertjes. In landbouwgebieden liggen ze soms gewoon in de weilanden of akkers als ondiepe depressies of zijn het kleine natuurterreintjes, nauwelijks groter dan de omvang van de pingoruïne zelf. Problemen hier zijn het ploegen en de voedselrijkdom van het afstromend regenwater.

Idealiter heeft een pingoruïne een randwal. Deze vormt zich als een pingo in verval raakt en de grondmassa die de ijslens bij het ontstaan naar boven drukte, langzaam naar beneden glijdt. Een nog intacte randwal, een kernkarakteristiek van een pingo, heeft consequenties voor het beheer. Door de bomen op de randen te verwijderen, krijgen struiken meer ruimte en komt er meer licht en lucht in de rand. Dit levert meer diversiteit op, door verschillen in vocht, belichting, tijden van bloeien, variatie in vlinders, bijen en andere insecten en daarmee ook weer in vogels. Maar door het bijzondere karakter van de randen kunnen de bomen hier niet met groot materieel worden gesnoeid".

In Natuurschoon lijken we op de goede weg te zijn met voorzichtige plannen om de instroom van voedselrijk water vanuit ons nieuw verworven weilandje te blokkeren (bijvoorbeeld door een slootje ruim(er) om het Vagevuur heen te laten lopen) en met het beheer van de randen van het Vagevuur met behulp van de handkracht van onze vrijwilligers!